Sunday, 28 September 2014
Zij die om dingen vragen
We zijn in Namibe, de hoofdstad van de gelijknamige en meest zuidelijke provincie van Angola. We kunnen over het asfalt en in een paar dagen naar de grens met Namibië rijden maar van andere reizigers hebben we een verhaal gelezen over een piste. De piste loopt via de Namibewoestijn, het nationale park Iona, langs de Kunene rivier en sluit uiteindelijk ook aan bij de grens van Namibië. Het is bijna 900 km en we hebben nog ruim twee weken voor het visum is verstreken. We vinden de route op ‘tracks for africa’ en denken dat het zou moet kunnen lukken met de vrachtwagen. We doen de laatste boodschappen, vullen de tanks met water en diesel en rijden langs de kust richting Tombua maar slaan na zestig kilometer af richting Tambor midden in de Namibewoestijn.
Het is een prachtig traject en de piste…..afwisselend hard en rul zand, dan weer heel stenig en smal. Het gaat langzaam en kilometers achtereen zien we in het zand een hele vreemde plant. Het zijn een paar slap over de grond hangende bladeren en de dingen zien er dor, nee, eigenlijk gewoon dood uit. Het zijn Welwitschia miralibis en de planten die we zien zijn misschien al wel 2000 jaar oud. Kamperen is eenvoudig; motor uit en we staan. Na drie dagen en één tegenligger zien we in de verte een paar witte gebouwtjes en we rijden er heen om te kijken of er iemand is. En daar staat Bruce, bruinverbrand en op blote voeten en ja… we hebben tijd voor een praatje. Een paar minuten later zitten we bij hem aan tafel en Bruce vertelt…hij is Zimbabwaan maar woont en werkt al ruim twintig jaar in Angola. Sinds een jaar is hij hier in Iona als consultant voor de overheid om te helpen het nationale park weer op te bouwen. Hij houdt van de natuur en de stilte en draagt al jaren geen schoenen meer. Iona is een wildpark maar gedurende de oorlog is het wild zo goed als uitgeroeid. Nu wordt geprobeerd met geld van de UN en de EU het park in ere te herstellen.
We nemen afscheid en rijden zestig kilometer naar het uiterste zuiden, naar het ‘einde’ van de piste en dichtbij de ‘Kunene’ rivier. Vlakbij de rivier verandert de steile piste in diep rul zand, we nemen geen risico en overnachten een paar kilometer vóór de rivier. We staan boven op een heuvel met uitzicht op de duinen van Namibië, aan de andere kant van de rivier. Op de terugweg zien we kuddes gemsbokken, een fraai gezicht en gaan we weer langs bij Bruce. Vanaf een afstand zien we een ‘overlanderstruck’ geparkeerd staan…eindelijk na vijf maanden zien we andere reizigers. Maar nee, de vrachtwagen is van Seguro, een Angolees uit Luanda. Hij werkt in Iona als aannemer voor de bouw van de toegangspoorten en wat andere gebouwen en gebruikt de vrachtwagen voornamelijk als opslagruimte voor eten en drank. Bruce is op pad en komt eind van de middag pas terug. Seguro stelt voor om te wachten en..zo laat hij weten..ik hou van koken en de drie koelkasten in de vrachtwagen zitten vol dus jullie blijven maar eten. Er wordt een geit geslacht en het wordt een wonderlijk mooie avond onder de sterrenhemel met uitzicht over de prachtige vlakte met springbokken en bergen op de achtergrond. Met z’n tienen, negen mannen en één vrouw, aan de maaltijd in ‘the middle of nowhere’ terwijl de wijn en champagne rijkelijk vloeien. Seguro blijkt al jaren vaste klant van Van Vliet Trucks in Capelle aan de Ijssel en heeft al duizenden gebruikte vrachtwagens geïmporteerd uit Nederland….genoeg stof tot praten.
Op Bruce na vertrekt iedereen de volgende morgen. We rijden verder door een werkelijk schitterende en afwisselende omgeving en de diversiteit aan planten en bomen is enorm. Tergend langzaam komen we vooruit, het is de ene droge rivierbedding na de andere. We moeten goed opletten en voorzichtig manoeuvreren anders blijven we aan de achterkant met de extra dieseltanks op de rotsblokken hangen. We zijn 70 kilometer voorbij het dorpje Iona en zien dan de eerste drie Himba vrouwen. Ze lopen met ezels op het pad voor ons en zien er prachtig uit. We stappen uit en kijken naar hen en zij kijken vol verbazing naar ons en de vrachtwagen. We begrijpen na een poosje dat ze nog 70 kilometer moeten lopen. Het koude water, dat bij ons verbazingwekkend genoeg ‘ergens’ uit komt vinden ze heerlijk. In deze omgeving wonen en leven veel stammen, zoals de Himba en de Mudimba, nog op de traditionele manier en toeristen komen hier nog nauwelijks.
In de dagen die volgen komen we meer en meer Himba tegen en we zien in de kleine dorpen ook verschillende stammen naast elkaar wonen: de ‘topless’ naast de ‘versleten t-shirts’. Op een ochtend proberen we, omdat de piste erg slecht is, een andere route uit. De route staat niet op de kaart maar lijkt de goede kant op te gaan. En dan rijden we zomaar langs de traditionele maar vreemde grijze hutten van een Himbadorp. De vrouwen hebben het al gehoord en gezien en nemen ons mee naar de grootste hut. Er komt een meisje met een baby naar buiten. Vijf dagen geleden is de baby in deze hut geboren. De vrouwen zijn trots en ik ook want ik mag de baby even vasthouden. Er zijn maar zes of zeven hutten en wat voorraadhutten en er zijn alleen vrouwen en kinderen in het dorp. Ze leven van de veeteelt, de mannen en jongens passen nu op het vee. De vrouwen en kinderen lopen mee terug en gaan gezellig in de schaduw naast de vrachtwagen zitten. Het is lunchtijd geworden en we hebben het laatste brood aan de Himbameisjes die we eerder zijn tegen gekomen gegeven dus gaan we pannenkoeken bakken. Om de beurt komen de vrouwen naar het gasfornuis kijken, naar het water uit de kraan en naar Peter die de pannenkoeken bakt. We laten hen proeven van de pannenkoeken, de kleintjes vinden het lekker maar de oudere vrouwen spugen het uit. We hebben veel schik met elkaar.
Letterlijk vertaald betekent Himba; ‘zij die om dingen vragen’. En dat doen ze, overal om vragen….want waar we de Himba ook tegenkomen, ze beginnen met vragen..bakolie, een lege melkpoederblik, medicijnen, dekens, kleding. Ze lijken alles nodig te hebben. Maar hinderlijk is het niet, het blijft bij vriendelijk vragen. In de buurt van Ruacane blijven we vlak bij een traditioneel dorp twee dagen aan een riviertje staan. Het is de Afrikaanse idylle: baobab bomen, papagaaien, bavianen en andere apen en af en toe een dorpeling die we was komt doen in de rivier….we genieten. Maar na elf nachten met prachtige kampeerplekken en na twaalfdagen rijden nou ja…ploeteren om op een hele dag 80 kilometer te rijden…. maar vooral verwonderen en genieten van de prachtige natuur en prachtige mensen komen we in de buurt van de grens met Namibië. Nog één keer alle dieseltanks vullen en dan laten we na twee weken een volledig ‘andere wereld’ achter ons….weer een beetje richting de moderne beschaving…..Angola….missen gaan we het zeker.
Read More
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment